Praktijkexamen

Het praktijkexamen duurt ongeveer 55 minuten. Na de kennismaking met de examinator loop je naar buiten. Je begint met oplezen van kenteken op 25 meter (ogentest). Daarna loop je naar de lesauto waarin je rijlessen hebt gehad. Deze auto ken je en de examinator zal je een aantal vragen stellen over deze auto waarmee je op pad gaat. 

Vervolgens ga je een rit maken in Heerenveen van ongeveer 35 minuten. Je voert tijdens de rit 2 bijzondere verrichtingen uit. Daarnaast rij je een stukje zelfstandig op de navigatie. De examinator kiest de route. Je rijdt meestal door Heerenveen in verschillende wijken. De meest voorkomende wijken zijn: Nijehaske, Noord, Centrum, de Greiden, Midden, de Akkers, Skoaterwald, de Heide of wellicht Oudeschoot. Daarna nog een stukje snelweg. Het kan ook in omgekeerde volgorde. Een rit naar Joure of Oudehaske behoort ook tot de mogelijkheden. De route moet natuurlijk wel binnen 35 minuten te rijden zijn. Na afloop kom je terug bij het CBR gebouw. Je parkeert de auto en gaat naar binnen. Aan het bureau van de examinator wordt de uitslag met jou besproken.   

Afbeelding rijexamen lesauto en examinator

Top 10 fouten bij het praktijkexamen

Hier vind je de top 10 van meest gemaakte fouten tijdens het rijexamen. Dit zijn fouten die worden veroorzaakt door onder andere stress. Deze fouten zijn eigenlijk onnodig. Zaken worden vaak verkeerd uitgevoerd door de druk van het examen.

  • Overdreven kijken.
  • Nonchalant kijkgedrag.
  • Te gehaast kijken, waardoor je niks waarneemt.
  • Te laat kijken.

Oplossingen:

  • Blijf continu je blik veranderen zodat je totaal overzicht houdt.
  • Neem rustig de tijd om goed in de spiegels te kijken (herhalen).
  • Kijk extra wanneer je aan de bijzondere verrichtingen begint. Overdrijf niet. 
  • Te dicht langs geparkeerde auto’s of obstakels en of fietsers.
  • Niet goed of onvoldoende voorsorteren.
  • De bocht te ruim of te krap nemen.
  • Teveel links blijven rijden op krappe wegen met tegenliggers.

Oplossingen:

  • Neem genoeg ruimte, zelfs als dit betekent dat je op de andere weghelft komt. Let op dat je geen tegenliggers hindert.
  • Probeer niet kosten wat het kost binnen de lijnen te blijven rijden, als dit jou of andere in gevaar brengt.
  • Sorteer goed voor.
  • Probeer bochten op je eigen weghelft te nemen. Rij rustiger als het moeilijk is.
  • Let op je positie op een krappe weg. Bij tegenliggers verminder dan wat vaart.
     
  • Langzamer rijden dan nodig. Hierdoor lijk je onzeker en houdt het verkeer op. 
  • Te hard door de bocht.
  • Te snel naderen van rotondes, kruisingen en verkeerlichten.

Oplossingen:

Hoofdregel rij de maximale toegestane snelheid zolang dat veilig kan. Dit betekent vlot mee met het verkeer.

  • Vlot meerijden met verkeer. Maar pas je snelheid aan de omstandigheden aan.
  • Veiligheid heeft altijd prioriteit.
  • Kijk goed door de bocht en pas je snelheid hierop aan.
  • Onvoldoende afstand houden bij inhalen.
  • Onvoldoende snelheid om in te halen.
  • Voor de zekerheid rechts blijven rijden terwijl links veel vlotter rijdt.
  • Te laat zijn met inhalen.

Oplossingen:

  • Houd genoeg afstand bij het inhalen.
  • Haal snel en vlot in.
  • Durf keuzes te maken.
  • Kijk goed ver vooruit en begin op tijd met waarnemen.

 

  • Te veel aandacht voor de auto en te weinig voor de omgeving en rest van het verkeer.
  • Het lukt niet om trucje te doen.
  • Te snel alles willen afhandelen. 

Oplossingen:

  • Blijf de omgeving in de gaten houden.
  • Veel oefenen van het trucje.
  • Bewaar je rust, voer het stapvoets uit.
  • Verkeerd voorsorteren bij meerdere rijstroken.
  • Per ongeluk wisselen van rijstrook in de bocht.
  • Het verkeerd inschatten van bochten.

Oplossingen:

  • Kijk naar de rijstroken om je heen. Vraag je af waar de auto naast je heen gaat/mag. Dit is vaak ook jou koers.
  • Let erop bij het afslaan hoeveel rijstroken nog meer jou kant op gaan. Bepaal daarmee ook de keuze van de rijstrook.
  • Bij meerdere rijstroken vlak voor of na de bocht in de zelfde rijstrook proberen (blijven) te rijden.
  • Kijk verder vooruit.   

 

  • Verkeerde snelheid.
  • Onvoldoende kijken.
  • De snelheid van de bocht na het uitvoegen.

Oplossingen:

  • Snelheid aanpassen aan de omstandigheden.
  • Goed situatie beoordelen. Zorg voor goed zicht op de doorgaande rijbaan.
  • Blijf goed waarnemen of er voldoende ruimte is.
  • Onvoldoende kijken.
  • Onvoldoende ruimte gebruiken.
  • Niet de juiste snelheid.
  • Onvoldoende communiceren met medeweggebruikers.

Oplossingen:

  • Bepaal rustig wanneer je het beste kunt wisselen. Blijf om je heen kijken tijdens het wisselen.
  • Probeer de volle ruimte te benutten.
  • Voer het vlot en veilig uit.
  • Pas je snelheid aan het verkeer naast je. Je kunt dan makkelijker invoegen. 
  • Geef tijdig richting aan. Het verkeer om je heen weet dan wat je van plan bent.

Zorg dat je besluitvaardig bent. Door goede beheersing van de auto wordt je vanzelf besluitvaardig. Heb vertrouwen in je zelf dat je onder alle omstandigheden de auto de baas bent. Neem voldoende tijd om te waarnemen voor een beslissing. Dit is erg belangrijk. Rijd zonder angst, alleen dan kun je de juiste beslissingen nemen.

Verkeersinzicht is de belangrijkste eis om goed door het verkeer te komen. Door veel te oefenen in verschillende verkeerssituaties bouw je dit op. Het inspelen op de verkeersituatie gaat steeds meer van zelf.   

Autorijden uitleg:

4 Videos
Scroll naar boven